Minder bekend dan Brugge, dit Belgische Liège van 197.323 inwoners verbergt Europa’s steilste 374-tredenklim

Ik sta bovenop de beroemde Montagne de Bueren in Luik, lichtelijk buiten adem na het beklimmen van precies 374 treden met een duizelingwekkende 30% hellingsgraad. Beneden strekt de Maas zich uit als een glinsterend lint door de stad van 197.323 inwoners. Liège, of Luik zoals de Vlamingen zeggen, is België’s best bewaarde geheim. Terwijl toeristen in Brugge selfies maken, sta ik hier vrijwel alleen op wat lokalen fluisterend “de trap naar de hemel” noemen. Na jaren van reizen door Europa, ben ik zelden zo verrast door een stad die op het punt staat haar grote transformatie te ondergaan.

Waarom 2025 het jaar van Liège wordt: Europa’s onverwachte industriële feniks

De industriële geschiedenis van Liège is overal zichtbaar. Als een van Europa’s eerste steenkoolmijnsteden, vormde het de basis voor België’s industriële revolutie. Maar wat nu gebeurt, doet me denken aan wat Lyon 15 jaar geleden doormaakte.

In het hart van deze metamorfose staat La Boverie, een voormalig industrieel complex dat nu een wereldklasse museum herbergt met werken van Picasso, Ensor en Magritte. Het contrast is verbluffend – waar ooit kolenstof de lucht vulde, wandelen nu kunstliefhebbers langs meesterwerken.

Maar wat Liège echt bijzonder maakt is de combinatie van industrieel erfgoed en extreme stedelijke avonturen. Geen enkele andere Europese stad biedt een 374-treden uitdaging in het stadscentrum die steiler is dan de Spaanse Trappen in Rome (die slechts 135 treden tellen).

“Elke trede vertelt een verhaal van onze geschiedenis. We hebben de rauwe randjes behouden waar andere steden ze hebben weggepolijst,” vertelt iemand me terwijl we samen uitrusten halverwege de trappen.

Het alternatief voor overtoeristische bestemmingen

Terwijl Namur met zijn 115.029 inwoners bekend staat om het laatste middeleeuwse steltgevecht, biedt Liège een nog authentiekere Waalse ervaring zonder de mensenmassa’s. Brugge trekt jaarlijks 8 miljoen toeristen, terwijl Liège er slechts 600.000 verwelkomt.

Toch huisvest het Grand Curtius museum meer dan 5.200 voorwerpen die 7.000 jaar kunstgeschiedenis overspannen. Een collectie die minstens evenwaardig is aan die van veel beroemdere bestemmingen. Het verschil? Je kunt hier nog steeds in stilte genieten.

“Ik heb net een week in Parijs doorgebracht waar ik nauwelijks de Mona Lisa kon zien tussen de selfiesticks door. Hier in Liège stond ik alleen voor meesterwerken en kon een museummedewerker me zelfs een persoonlijke toelichting geven.”

Net zoals sommige Franse steden bezoekers ontvangen zonder overtoerisme, heeft Liège de perfecte balans gevonden tussen authenticiteit en toegankelijkheid.

Wat de reisgidsen je niet vertellen

Plan je bezoek voor oktober 2025 tijdens de tweejaarlijkse Nocturne des Coteaux de la Citadelle, wanneer duizenden kaarsen de 374 treden verlichten in een betoverend schouwspel. Dit evenement trekt voornamelijk lokale bezoekers en vindt slechts eens per twee jaar plaats.

De beste toegang tot de stad is via het architectonische meesterwerk Station Guillemins, ontworpen door Santiago Calatrava. Van daaruit brengt de voetgangersbrug La Belle Liégeoise je naar het Parc de la Boverie in minder dan 10 minuten.

Voor een authentieke Luikse ervaring, bezoek de “typische établissementen” rondom de Place du Marché waar je Peket kunt proeven – de lokale jenevervariant die nergens anders wordt gemaakt. Vergelijkbaar met wat je vindt in sommige Noorse havenstadjes die verrassend rijk cultureel erfgoed bewaren.

De herfst biedt ook het voordeel van mildere temperaturen – perfect voor het beklimmen van die beruchte trappen – en de spectaculaire herfstkleuren in het Parc de la Boverie.

Ontdek het verhaal achter de trappen

Wat deze trap zo bijzonder maakt is niet alleen het aantal treden, maar het verhaal erachter. Gebouwd in 1881 bood het soldaten snelle toegang van de citadel naar het stadscentrum. Nu symboliseert het de verbinding tussen het industriële verleden en de culturele toekomst van Liège.

Terwijl Sarah foto’s maakt van de zonsondergang over de stad, denk ik aan hoe Liège de essentie van Europa’s transformatie belichaamt. Zoals de lokalen zeggen in hun typisch Waalse dialect: “On n’est ni tot foû, ni tot d’vin” – we zijn niet helemaal buiten, noch helemaal binnen. Het is precies deze tussenpositie die Liège zo fascinerend maakt: een stad op de drempel van ontdekking, maar nog steeds authentiek genoeg voor reizigers die het echte België willen ervaren.